Maud Koenis

Maud Koenis

Blijf in de belevingswereld van het kind
om zijn aandacht vast te houden

Het betrekken van kinderen bij een consult blijft een uitdaging. Slechts een klein deel van het gesprek is het kind aan het woord. De arts vult het merendeel van de tijd. Dat blijkt uit het onderzoek dat Maud Koenis voor haar master algemene geneeskunde heeft uitgevoerd in het Bravis ziekenhuis. De inmiddels afgestudeerde student aan de Vrije Universiteit Amsterdam ziet wel lichtpuntjes. In de door haar onderzochte consulten komen kinderen veel vaker aan de beurt om iets te zeggen dan tijdens eerdere studies.  

In vier maanden tijd filmde Maud 16 consulten met kinderen tussen de 4 en 18 jaar. Zij kwamen met een of meerdere ouders voor de eerste keer naar het gesprek. Maud schreef alle teksten uit de video’s uit en telde het aantal woorden en beurten. Ook onderzocht zij de kwaliteit van de gesprekken: waar sprak het kind over en wat beïnvloedde zijn gedrag?

Aan de beurt 

Van het aantal getelde woorden werd 11,3 procent uitgesproken door het kind. “Tijdens de consulten zei de arts het meest, namelijk 65 procent van het aantal woorden. Het aandeel van de ouder lag rond de 23 procent”, meldt Maud. “Het aantal uitgesproken woorden is slechts één keer eerder onderzocht. Oudere studies gebruikten de gemeten spreektijd of het aantal uitingen dat elke gesprekspartner deed. De resultaten waren ongeveer gelijk. Hoewel het kind minder zei, kwam het in het Bravis-onderzoek wel gelijkwaardig met de ouder aan de beurt, namelijk 28 procent van het aantal beurten. Bij eerdere studies lag dat percentage tussen de 4 en 15 procent. Dat is een verrassende uitkomst.”

Verklaring

Het lage aantal woorden kan Maud verklaren. “De kinderen zeiden niet veel, omdat de arts vaak gesloten vragen stelde of een aantal opties gaf. Ook wendde het kind zich regelmatig tot de ouder als hem een vraag werd gesteld. De arts probeerde wel het kind erbij te betrekken en ook stimuleerden de ouders het kind om antwoord te geven. Toch bleef de participatie beperkt.” 

Taalgebruik

Opvallend in het onderzoek is dat in het begin van het gesprek het aandeel van het kind het grootst was. “In de loop van de tijd nam het kind steeds minder deel aan het gesprek. Vooral op het moment dat de vervolgstappen werden besproken was het meer een dialoog tussen arts en ouder. Het taalgebruik werd moeilijker, waardoor het kind helemaal afhaakte. Het is beter om binnen het kennisdomein van het kind te blijven, binnen zijn belevingswereld. Maak daarvoor gebruik van fysieke hulpmiddelen. Zo heeft Bravis op de afdeling Kind & Jeugd een levensgroot boek over het lichaam van een jongetje. Aan de hand van dat boek is goed uit te leggen wat er aan de hand is”, stelt Maud. “Blijf het op een kinderlijke manier uitleggen en testen of de boodschap overkomt. Als een kind niet iets weet over zijn ontlasting, weet hij wellicht wel iets over poepen. Als arts moet je jezelf aanpassen om het kind te bereiken. 

Ga terug naar Samen Beslissen